Examentijd voor A-brevet kandidaat-lesgevers bij RYCB

Zenuwen, knopen en opschieters

De deskundigheid van de lesgevers is cruciaal in ieder opleidingstraject. RYCB zeilschool streeft ernaar om met een gedegen groep zeilers samen te werken. Want ze moeten niet alleen hun passie op een gedreven, maar ook verantwoorde manier overbrengen. Dat doen ze doorgaans van vanzelf al. Een brevet garandeert kleefkracht van de zeilsport bij cursisten van zowel de jeugd- als de volwassenzeilschool.

Na de Basis- en Evolutieniveaus in de zeilopleiding op één- of tweezitter eenheidsklasseboten is het behalen van een A-brevet de eerste trap om een volleerd initiator of later ook trainer te worden.

Op diverse plaatsen in het land worden bij de zeilscholen van verenigingen op plassen en meren voorbereidingscursussen gegeven die een examen vooraf gaan. Op sommige plekken, waar Coronamaatregelen geen overnachting niet toeliet, liep het aantal deelnemers terug. Maar gezien RYCB-Galgenweel in de tweede week van de Paasvakantie jeugd uit de omgeving kan opleiden, stond er die zondag toch een team van 7 kandidaten klaar.

Wie legde het A-Brevet examen af?

Michèle, Tristan, Thibo, Henri, Michaël, Stan en Pieter. Wedden dat je nog van hen gaat horen?

Het A-brevet: theorie

Een jury beoordeelt voor ene totaal van 100 punten de theoretische en praktische proeven. Voor beide moet je slagen met 60%, maar het examen van ene module kan los van de andere afgelegd worden. Het handboek ‘Zeilen van basis tot A-brevet’ vat de theoretische kennis samen. Men krijgt 2 uur de tijd om de voorgedrukte vragen van deze module te beantwoorden.

Het gaat dan over veiligheid, meteo, basisnavigatie en signalisatie, etiquette, toepassing van touwmaterialen, knopen en steken, over scheepsterminologie en hoe de boot zeilklaar te maken. 

De kandidaten moeten bijvoorbeeld in een tekening kunnen weergeven wat de zeilstand is in functie van de koers. Of uitleggen hoe de verschillende vertrek- en aanmeermaneuvers in hun werk gaan (met een opschieter of loos in de schoten). Ook moeten ze uitleggen hoe en waarom ze de zeilstanden aanpassen bij gijpen en overstag gaan. Men moet kunnen uitleggen hoe het reven in zijn werk gaat, wat planeren precies is, wat de voor- en nadelen zijn van diverse ankertypes, of de diverse methoden om een man overboord (MOB) maneuver.

Praktijk

Onmiddellijk na het theoretisch examen is het aan de praktische proeven. Iedereen werd gevraagd knopen te leggen en een splits te maken.  Voor de gelegenheid moesten de drie beschikbare 420-s volledig worden opgetuigd.

Pak en zwemvest aan: hop, varen maar. Laat eens zien hoe jullie koersen aanhouden en zeilstanden uitvoeren, dus afvallen van aan de wind naar voor de wind, gijpen en terug oploeven tot overstaggaan. Demonstreer het deizen en bijliggen, of aanleggen en vertrekken aan hoger of lager wal. Men kijkt ook toe hoe de communicatie tussen stuurman en fokkenmaat verloopt, omdat die natuurlijk essentieel is om alle maneuvers vlot en veilig te laten verlopen.

Voor wie het nog niet helemaal doorheeft: als je met een zwaardboot kunt maneuvreren, kan je dat doorgaans ook met een groter kajuitjacht, alleen de krachten en de reactietijd is wat wennen.   

De puntentelling

In totaal kan iedere kandidaat bij de praktijkproef 200 punten verzamelen over 10 onderdelen van telkens 20 punten. (MOB, bijdraaien, overstag, gijpen, koersen en zeilstanden, aanleggen, afvaren, schiemannen, peddelen). Zowel in de theoretische module als in de praktische moeten de kandidaten 60% halen om geslaagd te zijn.

Oefenen en oefenen

Max Slap, de RYCB zeilschoolverantwoordelijke die de kandidaten de hele tweede Paasvakantieweek trainde: “Uit de uitleg van de jury begreep ik dat ze vooral op zoek zijn naar een algemeen gevoel van controle over de boot. Ook al moeten de examinatoren ieder item apart quoteren, toch kijken ze vooral naar het algemeen beeld.”

Dat was ook de verklaring achteraf: bij vele maneuvers kan je al heel snel afleiden of de zeiler beheerst kan zeilen en zijn boot onder controle heeft. Het was dan ook een commentaar dat in diverse vormen bij de nabespreking aan bod kwam. Aan het aanzeilen bij het MOB maneuver of het aanleggen misten sommigen een efficiënte bij de windse aanpak. Een echte drenkeling zou de boot te veel zien passeren eer die bij hem zou aankomen.

Jij vaart met de boot

Max: “Ze missen nog wat zelfzekerheid, controle, juiste houding op de boot. Je moet kunnen aantonen dat jij met de boot vaart en de boot niet met jou.”

Van de groep waren er drie die met een A-brevet naar huis gingen, nog twee anderen waren wel in de theorieproef geslaagd. De vier herkansers kunnen dus nog op de volgende A-brevet examensessies terecht, waarvan er twee zowel praktijk als theorie moeten afleggen en dus twee alleen praktijk.  

Max gaf het e-mailadres van de juri aan de zeilers. Iedereen die vragen instuurde kreeg leerzame antwoorden terug. Constructieve feedback is goud waard.

Er wordt opnieuw grondig geoefend, want de ‘goesting’ om die A brevetten te behalen is groot. Zeer groot.

Van zeiler tot trainer: het stappenplan

Zeilbrevet Basis + Evolutie -> A Brevet -> Initiator -> OF hoofdmonitor OF -> Trainer B -> Trainer A
(aparte trajecten voor zwaardboten, catamarans, kite en windsurfen en zeilwagenrijden)